Als het om wandelen gaat is de stad Groningen geen topper en de provincie al evenmin.
Wordt er nu dus niet gewandeld? Nee. En ik beroep me op de Tao-Teh-King:
en toch weet hij:
........door niet te doen
voltooit hij het onvoltooide." 1
Dus blijf ik zitten waar ik zit, kijk niet uit het raam en wandel in gedachten door het Groningen van toen.
In deze aflevering enkele gegevens over eten en wat daar bij kwam kijken.
Mijn eerste kamer was in de Riouwstraat. Op de hoek, in het pand waar nu een Surinaams afhaalcenrum is, zat toen een bakker.
Nadat ik mijn eerste halfje grijs ( á 18 cent) had afgerekend, vroeg de juffrouw me "Waar komt U weg?"
De vraag verbaasde me. Niet omdat ze mij met U aansprak, want er was toen nog respect voor de heren studenten. Maar ik begreep de vraag niet.
Het bleek, dat ze wilde weten waar ik vandaan kwam. Probleem oplosbaar. Eerste Groninger taal-contact.
Een zelfde verbazing overkwam me, toen ik op bezoek was bij de ouders van Anke en daar thee dronk.
Er zaten koekjes in een van die ouderwetse vierkante koekjestrommels,
die met een nadrukkelijk klikje open gaan
en met eenzelfde klik sluiten.
Haar moeder, een uiterst vriendelijke vrouw, klikte de trommel open en vroeg
"Hebt U belang bij een koekje?"
Nu houd ik van koekjes, maar wist tot op dat moment niet dat koekjes tot belangenverstrengeling kunnen leiden.
En dan de warme maaltijden. Aanvankelijk bezocht ik daarvoor het cafetaria 'Succes' aan de Brugstraat; stampot kostte 50 cent en een dagschotel 75.
Later werd iets duurder gegeten in de WEEVA (Woon- En Eethuis Voor Allen) en
de laatste jaren van mijn verblijf in Groningen at ik bij de tantes. Deze 'tantes', twee ongetrouwde dames, verzorgden iedere werkdag
een maaltijd voor ons, studenten, voor een ongewone prijs-kwaliteisverhouding. Tante Nijs kookte, terwijl tante Jo mee at en
soms zelfs aan de discussie deelnam, tot een van de aanwezige zei "Jo, hou je bek". Jo vond dat best, omdat ze zich op die manier helemaal in het gezelschap voelde opgenomen. Er schoven dagelijks een tiental studenten aan.
Over deze tafel valt nog te vermelden, dat ieder voorjaar door Frans of Ben een verklaring werd afgelegd, waarin duidelijk werd uitgesproken,
dat het voor ons studenten een zeer moeilijke tijd was, als alle meisjes zo maar op straat verschenen in jurken en rokjes. Liefst korte rokjes.
De kreet "rokjesdag" blijft een vondst van Martin Bril, maar al lang voordien werd ons leven er ernstig door ontregeld.
Dit persoonlijk getinte verslag van wat er zoal leefde in Groningen beëindig ik
met een foto-verslag van gebeurtenissen.
Boven de ingang van het cafetaria 'Succes' hing een ijsbeer en daar gaat het verhaaltje over.
1 Lao-Tse, "Tao-Teh-King", Amboboeken Baarn, tweede druk, blz 47
naar 16
                          
naar Groningen 3